eerste begin
Gistermiddag, 6 september 2007, zijn we begonnen met de Minor Erfgoed en Ecultuur – module 2. Na een korte kennismaking waarin iedereen even vertelde wie zij/hij is en waarom zij/hij voor deze module heeft gekozen, gingen we snel door een prsentatie over nieuwe (cross)media en Web2.0 heen. Deze presentatie staat nu online. Zie hieronder. We zullen vaker Slideshare gebruiken om presentaties te delen en bijvoorbeeld op dit weblog te plaatsen.
Dit onderwerp lijkt maar ten dele van toepassing op erfgoed en e-cultuur. Er zijn tenslotte nog zoveel andere manieren van communiceren, van digitaliseren, van media die niet alleen een informatieve maar ook evocatieve bijdrage kunnen leveren, ook binnen ecultuur. Dat is waar, maar de impact van internet en online communities / online communicatie is dusdanig groot, de ontwikkelingen gaan juist daar zo snel, dat een sterke focus op dit gebied gerechtvaardigd is. We krijgen daarom met (cross)media en Web2.0 ook op het gebied van erfgoed steeds meer te maken.
Dat heeft ook te maken met de richting waarin communicatie verandert en de wijze waarop doelgroepen betrokken raken in dit proces. Eenrichtingsverkeer in communicatie raakt meer en meer achterhaald. Ook een geregisseerde interactie, waarbij de “zender” bepaalt wie wanneer op welke wijze interactie kan hebben, voldoet niet meer. Wie zender is en wie ontvanger, zal steeds vaker wisselen. Aandacht is schaars. Het is daarom om de gunst die verleend en/of verdiend moet worden en zoiets komt normaal gesproken van twee kanten (bilateraal). Dit beïnvloedt op dusdanige wijze de mate waarin groepen betrokken raken, meningen vormen en weergeven en dientengevolge ook een rangorde bepalen van wat relevant is (relevant gevonden wordt), dat organisaties, overheden, merken en musea er niet omheen kunnen. En deze ontwikkeling vindt mmenteel merendeels plaats via Web2.0.
Een volgende keer gaan we ook andere middelen en media onder de loep nemen. Ook zullen we nader ingaan op de rol die dergelijke middelen en media hebben op de beleving van bezoeker: experience communicatie en de betekenis van imagineering in communicatie.
praktijkcase: “Het (virtuele) Nationaal Historisch Museum” sluit daar goed op aan.
‘De regering zet zich ervoor in de culturele rijkdommen waarover ons land beschikt, te behouden en toegankelijk te maken. Zo … is besloten een nationaal-historisch museum op te richten. Cultuur verbindt en verrijkt.’.( Koningin Beatrix in de Troonrede van Prinsjesdag 2006 )
toelichting
Het gaat er echt van komen: Nederland krijgt een Nationaal Historisch Museum. De grote vraag was lange tijd: waar? Minister Plasterk heeft een rondreis langs een aantal Nederlandse locaties gemaakt en maakte eind juni 2007 bekend dat het museum in Arnhem gevestigd zal worden. Voordeel bij dit nieuwe museum is dat dit museum nog niet gerealiseerd is: er kan nog een eigenzinnige, nieuwe visie voor bedacht worden, alhoewel in Arnhem er al wel een aantal vertrekpunten geformuleerd zijn. Dat biedt al meteen stof tot nadenken en discussie.
Stel dat het Nationaal Historisch Museum ook een (cross)media-variant zou hebben, wat zou dat betekenen voor het bewustzijn van de nationale historie in het algemeen en het NHM in het bijzonder?
opdracht
Binnen de opdracht dienen er hypotheses en praktische voorstellen te worden uitgewerkt voor een crossmediale invulling van dit museum. Welke mogelijkheden biedt dit voor consensus en community vorming, hoe bindt je mensen en meningen aan het museum (en de canon)?
Hoe om te gaan met steeds verschuivende percepties, zit de oplossing in een strikt virtuele variant, die gebruik maakt van gebruikersprofielen een aanbevelingen?
Eindproduct van deze opdracht is een presentatie waarin
1. een (crossmedia) communicatieplan centraal staat, met een strategie, inventarisatie van mogelijkheden, middelen, media, doelgroep, bereik.
2. een creatief idee voor de inzet van (diverse, o.a. digitale) media voor een virtueel NHM
3. onderbouwing van de keuzes uiteen gezet
4. een plan van aanpak en
5. een indicatieve begroting.
Bedoeling is dat er enerzijds onderzoek wordt gedaan naar aard en toepassingsmogelijkheden van diverse middelen en dat er vervolgens een (communicatie) plan voor een virtueel NHM gepresenteerd wordt waarin combinaties van deze middelen een zinvolle en verrijkende rol krijgen.
Daarbij komen inhoudelijke en organisatorische vragen aan de orde. Zoals: hoe zou een online variant van het NHM zich kunnen ontwikkelen? Welke mogelijkheden en meerwaarde biedt dat voor collectie? Welke invloed heeft dat op historisch bewustzijn en community-vorming. Verandert dit de perceptie ten aanzien van de canon vergeleken met een museum op locatie? Kunnen een virtuele versie, een open-source variant, een media-concept en een fysieke aanwezigheid elkaar versterken? Welke mogelijkheden zijn er bijvoorbeeld om op basis van persoonlijke profielen de canon per persoon te ontsluiten en hoe vertaalt zich dat in de communicatie?
Gedachte is dat de canon meer betekenis krijgt naarmate de erfgenamen zich er meer om bekommeren, het kunnen becommentariëren. En die erfgenamen zijn wij, Nederlanders, die met z’n allen een zegje doen, voortdurend meningen vormen en vervormen, verschuivende percepties veroorzaken, etc.
[bijgewerkt op 08/09/07 0m 15:35 uur]