Ethiek versus sociale media; Facebook
“Hij heet Henio Zytomirski, woont in Lublin, Polen en is zes jaar oud als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. In 1942 overlijdt hij in concentratiekamp Majdanek, Oost-Polen. Hij is dan negen jaar. Om het jongetje te eren en de geschiedenis levend te houden hebben inwoners van zijn geboortestad Lublin een Facebook-pagina gemaakt voor Henio Zytomirski. Inmiddels heeft hij al vijfduizend vrienden. Afgelopen donderdag zou hij 77 jaar zijn geworden. Maar op Facebook blijft hij altijd zes, zo oud als hij was toen de laatst bekende foto van hem werd genomen”. (bron: Historiek)
Onlangs verscheen op historiek een artikel over dit specifieke gebruik van sociale media. Dit, wat men noemt ‘geschiedenisproject’, stuit op diverse vormen van kritiek. Sommige begrijpen de keuze, zoals een neef van Henio die met een aantal anderen vanuit de ik-vorm over het zesjarige jongetje schrijft : “Het wordt snel september, dan zal ik naar school gaan. Ik ben benieuwd hoe het is op school.”
Sommigen staan aanzienlijk negatiever tegenover deze ontwikkeling, voornamelijk vanuit ethische overweging. Volgens de Poolse historicus Adam Kopciowski van de Marie Curie-Sklodowska Universiteit (Lublin) wordt er door de schrijvers misbruik gemaakt van de overleden jongen door direct uit zijn naam over gebeurtenissen te ‘spreken’. Er valt immers niet te bewijzen of dat wat op Facebook wordt gesuggereerd, als zijnde de gedachten van Henio, waarheid is. Adam Kopciowski geeft aan dat hiermee de scheiding tussen feit en fictie vervalt.
De Amerikaanse antropoloog Mark Auslander, gespecialiseerd in rouwverwerking, zegt in een artikel op Haaretz: “Het fenomeen is fascinerend. Het zegt iets over ons diepe verlangen ons met elkaar te verbinden”. In het geval van Henio betreft de aanwezigheid op Facebook nog net iets meer dan dat. De pagina heeft een verder stekkende functie. Sinds 2005 schrijven de inwoners van Lublin jaarlijks op 19 april (de Poolse Holocaust-herdenking) brieven naar de jongen. Dit in het kader van het project “Letters to Henio“. Ze krijgen na het posten van de brief een rondleiding door het ‘leven van Henio’.
Feit is dat Henio niet de enige is die ‘geleefd wordt’ op Facebook. Ook ‘onze’ Anne Frank heeft een facebook ‘account’. En in Belgie behoort het aanmaken van een facebookpagina voor gesneuvelde soldaten tot een interessant educatieproject.
Zelf zie ik het inzetten van sociale media bij het voeren van een gesprek over de historie niet negatief in. Maar dan wel met de nadruk op “een gesprek over”. Ik vind ook dat de scheidslijn tussen fictie en feiten in gevaar komt wanneer we in dat gesprek namens anderen gaan spreken als de persoon in kwestie zelf geen bijdrage kan leveren. Bij de keuze dit toch te doen is een duidelijke communicatie naar de lezer hierover onontbeerlijk met dit soort onderwerpen.
Een interessante discussie, maar tegelijkertijd ook een hele lastige. Ik vraag me af of er meer voorbeelden te vinden zijn die aan deze discussie bijdragen en of mogelijk zelfs een nieuw licht op het gegeven weten schijnen. Ik merk namelijk dat ik het zelf nog niet echt een duidelijk plek weet te geven…
(Met dank aan Leontine Meijer-van Mensch, docent erfgoedethiek op de Reinwardt Academie, voor de tipgeving)