Het relatienetwerk als kennisplatform – museumcongres 2012
Waarom willen we online? Waarom gebruiken we al die nieuwe media, of zijn we er juist huiverig voor? Maken we hiermee een zelfde ontwikkeling door als destijds met de introductie van de telefoon en de televisie, maar dan veel sneller en intensiever? Dus is het een kwestie van wennen? het zou fijn zijn als we die koudwatervrees en discussie eindelijk eens achter ons konden laten. Het gaat ook niet om die nieuwe media op zichzelf.
We kunnen beter nadenken over de verbondenheid, zowel van ons media met mensen als van mensen met de musea, de musea met de maatschappij. We moeten als musea wel innoveren in de zin van vergroten van het aanpassingsvermogen. Anders rangeren we ons op den duur buiten de tijd en de samenleving. Doen we het dan stelselmatig verkeerd? We doen enorm veel goeds, daar ligt het niet aan. De tijden veranderen, net als de uitdagingen, de meningen en de mogelijkheden. Dat is al heel lang zo. Dus gingen we eerst beter tentoonstellen, toen betere educatie verzorgen, en toen digitaliseren en nu over de hele linie innoveren.
Misschien valt dat allemaal mee. het is niet erg om toe te geven dat het beter kan, dat het veranderen mag. Als er maar vertrouwen in de toekomst is. En moeten we nu vooral verstandiger en slimmer onze organisaties besturen. Weg met die angst voor de economie en een zakelijke insteek. We gaan zorgen dat we financieel gezond zijn, dat we gewild en geliefd zijn en dat doen we op een integere manier. Want dat kan best. We gaan door met het aansnijden van maatschappelijke thema’s, we maken ons sterk voor die zaken die het eigenbelang en de quick-wins overstijgen en we zorgen dat het publiek daarbij kan aanhaken.
En hoe innoveren we dan? Hoe zorgen we voor die verbondenheid? Hoe maken we kennis en waar brengen we die onder? Is daar een database of een dynamisch model voor nodig van onderlinge relaties en gerelateerdheid?
Tijdens de 6e editie van het Museumcongres, op 4 en 5 oktober 2012 in Maastricht, was ik gevraagd om als een soort museumdokter rond te lopen en aan wie wilde een consult aan te bieden. Ik zag mezelf niet in een witte jas rondlopen. Na wat wikken en wegen werd dat toch eenvoudigweg het leiden van een werkgroep. En we zaten met stampvolle zaal waar we al snel met elkaar in gesprek raakten. Daarbij gebruikten we een hele verzameling stellingen, ideeën en beelden om met elkaar van gedachten te wisselen. Mijn inbreng is in onderstaande presentatie bijeen gevoegd. Hier en daar voorzien van links (soms een blauwe pijl, soms gewoon op het plaatsje klikken).
Achteraf gezien bracht dat voorgenomen en weer verworpen museum-‘gedokter’ me toch op een idee. Eerst zag ik mezelf nog even als museum-internist, maar dan heb je toch vooral te maken met musea waar de fut eruit is, die zich niet lekker voelen, die misschien chronisch ietsmankeren wat misschien te diep van binnen zit om er zo even een lapmiddeltje voor te bedenken. En dat doe ik graag hoor, ik help zo’n museum graag weer aan nieuwe energie (van een aangescherpt concept tot hartgrondige doelstellingen), een lekker gevoel (cultuur en uitstraling) en werk er graag aan om het mankement te verhelpen (businessmodel, communicatie, etc.). Soms helpt praten, soms helpen daden…
Maar lang net alle musea zijn ziek en willen toch vooruit. En ook daar werk ik graag aan mee. Wie een term weet voor de combinatie internist/futurist, die zou mij erg blij maken.