Participatie, hoe doen we dat ook alweer?
Dat aandacht voor je publiek inmiddels ook een trend is geworden binnen de culturele sector mag duidelijk zijn. Het begrip participatie wordt dan ook steeds vaker genoemd. Maar wat houden “participatie”projecten vandaag de dag in?
Daarbij zijn vragen die achteraf kunnen worden gesteld vrij kritisch. Vragen als: “Waarom zou je als museum participatie toepassen?”, ”In welke mate wordt de inbreng van het publiek door het museum gewaardeerd?” en “Waarom wordt deze manier van participatie gebruikt?” zijn vragen die steeds vaker worden gesteld, en die musea zichzelf zouden moeten afvragen.
Naar aanleiding van de vele voorbeelden die we de laatste jaren voorbij hebben zien komen, bij onder andere Het Stadsmuseum Zoetermeer (zie ook bij Comcol-ICOM, “Zoetermeer’s Room of Marvels: a follow-up”, 7 Oktober 2009, P.3 – pdf), Het Tropenmuseum, Museum Rotterdam (zie ook Blokmapping) en musea in het buitenland, kunnen we zeggen dat er in ieder geval op verschillende manieren naar het begrip wordt gekeken.
We zien dat participatie tegenwoordig een steeds grotere rol speelt bij collectievorming en waardering en het geven van content bij objecten, thema’s of stellingen. Maar wat gebeurt er daarna eigenlijk met deze inbreng en in hoeverre durft een museum de regie werkelijk uit handen te geven aan het publiek?
Het Tropenmuseum in Amsterdam kwam in april 2013 met een project dat aansloot op de troonopvolging. Hiervoor zetten zij een Buurtproject op waarbij winkeliers van de Dappermarkt werd gevraagd naar wat zij aan het nieuwe koningspaar uit hun winkel zouden aanbieden, en met welke boodschap. Hierdoor ontstond er een breed scala van meningen en opvattingen over het koningshuis vanuit ieders eigen achtergrond.
De vraag die echter blijft hangen bij dit project, is of het Tropenmuseum als instituut wellicht teveel als een ‘instituut’ te werk is gegaan, anders dan een gesprekspartner. Vanuit alle ‘kandidaten’ die door het Tropenmuseum werden uitgezocht zijn de ‘goedgekeurde’ verhalen uitgewerkt, gestuurd en herschreven naar eigen inzicht. Zo gaat het museum te werk als een hongerige journalist die weet wat hij wilt. De vraag blijft hangen in hoeverre een museum de regie dan ook uit handen kan en wilt geven. Of is het helemaal niet erg dat een museum ‘het beter weet’. Wat je je dan nog wel kunt afvragen is in hoeverre we hier dan nog spreken van een participatieproject.
Heel anders worden participatieprojecten uitgeoefend door bijvoorbeeld het Rotterdam Museum. Gezien hun huidige situatie, waarin zij geen vaste collectie kunnen presenteren aan het publiek wordt er gezocht naar andere mogelijkheden. Zo gaan zij daadwerkelijk de wijken van Rotterdam in om te onderzoeken wat er speelt, wie welke rol vervuld en wat kunst en cultuur bijdraagt aan de samenleving van de wijk. Een medewerker wordt voor een bepaalde periode letterlijk in de wijk gezet om in deze wijk te observeren. Welke actuele situaties doen zich voor en wat zorgt ervoor dat een gemeenschap? Vervolgens wordt over een aantal onderwerpen informatie en achtergrond verzameld, waaruit een beeld ontstaat van de wijk. Het mooie aan deze projecten is dat ze niet worden uitgevoerd voor het museum en haar bezoekers, maar voor iedereen. En dan vooral voor de wijk zelf. Het museum biedt de wijkbewoners in hun eigen omgeving een beeld over hun huidige situatie en biedt daarbij ruimte voor reflectie, aanvullingen en participatie. Doordat het Rotterdam museum geen vaste plek heeft en zelf direct contact en plaats zoekt in de stad, bouwt het museum aan een bijzondere publieksrelatie.
Naar ons idee wordt deze vorm van participatie nog niet veel toegepast in de museumwereld. En eigenlijk zouden andere musea hier een voorbeeld aan kunnen nemen. Het Rotterdam Museum durft actuele informatie op een nieuwe en verrassende manier te delen met deze doelgroep. En op deze manier de doelgroep veel meer te betrekken bij het museum. Het Rotterdam Museum zet participatie dus op een effectieve manier in voor community building.
Ieder museum gaat, zoals we dat om ons heen kunnen merken, anders om met een begrip zoals ‘participatie’. Vanuit hun eigen visie wordt deze ingevuld en toegepast in de praktijk en vervolgens gedeeld met het publiek. Ook het publiek gaat daar weer op een eigen manier mee om, en laat zien dat er vanuit sommige doelgroepen nog een sterke vraag is naar het ‘traditionele’ museumbeeld. Wat in ieder geval duidelijk naar voren komt is dat musea zorgvuldig om moeten gaan met de mening van de bezoekers. Het is niet voor niets een persoonlijke inbreng, daarom moet ervoor worden gezorgd dat de verhalen nog wel van de bezoekers blijft. Het is hun aandeel, het is hun inbreng, het is hun persoonlijke mening.
Door: Pauline van der Velde en Charlotte Hartong