realtime crowdsourcing
Deze week staat bij Erfgoed 2.0 het weblog onbedoeld (maar niet ongewenst) in het teken van crowdsourcing. We begonnen deze week met een aankondiging van de Erfgoed Arena met hetzelfde thema. Daarna maakten we melding van een (daaraan gekoppeld) mini-symposium, waar vervolgens een interessante reactie op kwam. En ik dacht: laat ik de vraag eens op twitter stellen. Om het wat specifieker te maken dan crowdsourcing in z’n algemeenheid, dacht ik aan het actueel benutten van de kennis en kunde van het publiek: realtime crowdsourcing. Maar laat ik eerst wat toelichten.
Crowdsourcing is het uitbesteding van taken, die anders zouden worden uitgevoerd door bijvoorbeeld een werknemer of organisatie, aan een grote groep mensen of of community (menigte) via een open oproep (Wikipedia). Oftewel: het meestal op vrijwillige basis inschakelen van niet vooraf gespecificeerde individuen (professionals, vrijwilligers en geïnteresseerden) voor consultancy, innovatie, beleidsvorming en/of onderzoek.
Een mooi voorbeeld van The Crowds, een bedrijf dat zich hierin heeft gespecialiseerd, is het inzetten van crowdsourcing bij de planvorming voor een nieuwe wijk in de gemeente Smallingerland, waarvoor een community werd opgezet. Hier kunnen omwonenden, geïnteresseerden en deskundigen samen een nieuwe woonwijk ontwerpen, waarbij innovatie en duurzaamheid voorop staan. Bij The Crowds valt dit onder het kopje co-creatie. daarmee zijn we op het punt van begripsvorming.
Co-creatie, crowdsourcing, (publieks-)participatie, kennisdeling en user generated content liggen in elkaars verlengde en het is ook mij niet altijd duidelijk waar het één begint en het ander ophoudt. Immers, als leden van een community geconsulteerd worden over een bepaald onderwerp en zij gebruiken hun kennis en kunde om een probleem te helpen oplossen, doen zij eveneens aan kennisdeling. Omdat ze samen met een initiatiefnemer tot een oplossing komen, kun je tegelijkertijd spreken van co-creatie en user generated content, waarbij de leden van de community dus participeren. Net zoals de initiatiefnemer participeert, in de community.
Dat laatste lijkt me overigens doorslaggevend als uitgangspunt: zodra de initiatiefnemer niet alleen mensen uitnodigt om deel te nemen, maar zelf ook deelneemt aan het als gezamenlijk project gepresenteerde initiatief, zal de kans van slagen aanzienlijk toenemen. Het zelf deelnemen veronderstelt dan een betrokkenheid, die niet alleen de eigen behoefte en ambitie betreft, maar ook die van de andere deelnemers. De community of het project moet niet alleen individuele, maar ook gezamenlijke doelen dienen. En soms gaat dat als vanzelf, per ongeluk bijna.
Toen het Powerhouse Museum een enorme verzameling gedigitaliseerde foto’s online ging zetten bij Flickr the Commons en het publiek uitnodigde de foto’s te taggen en waar mogelijk te voorzien van beschrijvingen, kon het museum niet voorzien dat er nordic walking liefhebbers zouden zijn die er in groepsverband op uit trokken om de onbekende gebouwen op oude foto’s te traceren en de gevonden locatie, voorzien van een foto met de nieuwe situatie, toe te voegen aan de collectie. Blijkbaar voorzag de crowdsourcing vanuit het Powerhouse Museum de wandelaars van een doel en gezamenlijk streven; of althans was er een match. Die match is niet altijd te voorzien en ligt ook niet altijd voor de hand, ondanks doelgroep onderzoek en bezoekersstatistieken.
Er zijn meer voorbeelden van zulke projecten, waarbij het publiek inhoudelijke iets toevoegt.Dat kan een betrekkelijk kleine bijdrage zijn, in de vorm van een ontbrekende naam of jaartal, of een grotere in de vorm van een verhaal (in de zin van oral history, digital storytelling), of door zich te ontfermen over een kennisgebied of (deel van) een community (zoala bij Wikipedia, maar ook bij kleinere wiki’s het geval is). Binnen de Community Joods Monument die sinds 2010 bestaat, kunnen de leden artikelen (verhalen, beschrijvingen) en foto’s plaatsen, maar ook gegevens toevoegen (als iemand bijvoorbeeld familierelaties weet aan te geven, vroegere woonplaatsen, data e.d.). De community is gekoppeld aan het Digitaal Monument Joodse Gemeenschap in Nederland. Dit monument is permanent aanwezig en permanent aan verandering onderhevig. Er worden immers telkens weer nieuwe gegevens vanuit de community toegevoegd. Wanneer we de toevoegingen vanuit deze community mogen scharen onder het kopje ‘crowdsourcing’ hebben we een interessante variant onder de loep.
Vaak wordt crowdsourcing namelijk ingezet aan het begin van een project, waarna een product of andere uitkomst volgt. Zoals het Kröller Müller Museum met Expose ten behoeve van de tentoonstelling ‘De allermooiste werken op papier’ de bezoekers uit 100 meesterwerken van onder andere Jan Toorop, Vincent van Gogh en Pablo Picasso een favoriete Top 3 liet kiezen. Daarna waren de meest gekozen werken te zien in het museum. Hoewel een leuk en geslaagd initiatief, was dit eerder participatie, of met een beetje goede wil ‘democratisering van het curatorschap’ te noemen en niet zozeer een geval van crowdsourcing. Er werd immers nauwelijks een beroep gedaan op de kennis en kunde van (specifieke) bezoekers. De hele actie diende met name, volgens de betrokken persoon van het museum zelf, een marketingdoel, te weten meer bekendheid geven aan het museum en extra bezoekers te trekken. Daar is niets mis mee. Wel jammer dat het Kröller Müller museum verder geen blijvende actie onderneemt met de input van de bezoekers. Het staat, inclusief de motivaties, weliswaar nog online, maar niet als integraal onderdeel van de collectie.
Ik wilde het onderwerp crowdsourcing wat vernauwen tot een vorm die verwant is met wat bij het Joods Monument gebeurt, waarbij bezoekers op elk gewenst moment input kunnen leveren en die input meteen zichtbaar is en/of invloed uitoefent binnen het monument of een andere (vaste) opstelling. Realtime crowdsourcing vond ik wel een geschikte term daarvoor. Wat ik me daarbij voorstel is een soort fysieke verschijningsvorm van wat op Aardvark of Quora gebeurt: je stelt je vraag en er is vrijwel altijd wel iemand die daar een antwoord op weet. Die iemand kan een wetenschappelijk deskundige zijn, of een amateur of ervarings deskundige. Bij een science museum zou zoiets op diverse plekken in de (vaste) tentoonstelling opgenomen kunnen worden. Je bevindt je bij een onderwerp en hebt een vraag. Misschien is het een vraag die al eerder beantwoord is, maar misschien vraag je wel iets unieks.
In plaats dat het museum van tevoren alle antwoorden (de meest relevante?) beantwoordt en verwerkt in de exhibit, kan het museum ook een community van deskundigen consulteren. De vraag of het museum zelf deze community bouwt of aanhaakt bij bestaande communities laat ik dan even onbeantwoord. Bij eerder genoemde Aardvark en Quora is het succes afhankelijk van de hoeveelheid aangesloten ‘leden’ en hun profiel. Dat profiel wordt opgebouwd doormiddel van tags (aardvark) en de geproduceerde content (Quora). Of eigenijk geldt dit voor heel veel sociale media: naarmate er intensiever gebruim van gemaakt wordt, gaat het beter werken; Google wordt slimmer met elke vraag die jij stelt, hoe meer boeken jij in jouw LibraryThing plaatst, hoe beter ook andere boeken kunnen vinden.
Misschien dat zo ook een vorm van crowdsourcing kan ontstaan die leidt tot discussies, waarbij de bezoekers ter plekke bij de erfgoedinstelling in debat kunnen gaan met online bezoekers.
Natuurlijk moet dan eerst de vraag gesteld worden of mensen daar op zitten te wachten en wat het ons (de erfgoedinstelling, de stakeholders en bezoekers) zal opleveren. Ik denk dat we allang op zo’n manier met elkaar communiceren, via LinkedIn, via Wikipedia, via mail, twitter, weblogs, facebook, quora en aanverwanten en niet in het minst via mobiele toepassingen.
Tot slot een voorbeeld dat @tessarol naar aanleiding van mijn vraag op twitter suggereerde: de presentatie van het NHM op de Uitmarkt. Ook hier is minder expliciet sprake van crowdsourcing en meer van participatie en user generated content. Maar dan wel op een uitvoerige en mooie manier. Daarbij heeft het NHM zich gebaseerd op de ‘Structured Dialogue’ in de ‘Signtific Game’ uit het boek The Participatory Museum van Nina Simon. Uitgangsunt was bezoekers te vragen bezoekers te vragen om bij te dragen aan het lopende project the National Vending Machine, een reizende expositie die de historische en persoonlijke verhaal achter alledaagse voorwerpen vertelt. Al deze voorwerpen en verhalen samen noemen we onze ‘gemeenschap van objecten ‘. Voor Jasper Visser van het NHM ligt de schoonheid van de Signtific Game in de manier waarop mensen worden geleid door een select aantal mogelijke antwoorden op een wild idee. Deze structureren een dialoog en maken deze productiever. Ze vertaalden deze online game naar een offline activiteit rond alledaagse voorwerpen, waarbij dus niet alleen de bijdrage maar ook de daarop volgede conversatie centraal staat. Meer hierover lees je op The Museum of the Future, een erg interessant weblog.
Crowdsourcing bij erfgoedinstellingen kan zich zodoende op dierse terreinen manifesteren. Of het nu om community building en management gaat, om collectiebeheer, exhibition direction, educatie, participatie of publieksbegeleiding gaat, er is wel wat bij voor te stellen. Maar de slotsom is vooralsnog wel, dat ik nog niet precies weet hoe en in hoeverre crowdsourcing van pas kan komen; bij gebrek aan voorbeelden die verder gaan dan alleen participatie, tagging of user generated content. Heb je suggesties of goeie voorbeelden, vragen of andere opmerkingen, schroom dan niet een reactie aan deze blogpost toe te voegen.