Rijksstudio Award en nieuwe verdienmodellen
Op 1 november jongstleden heeft het Rijksmuseum, bij het 1-jarig bestaan van Rijksstudio, de Rijksstudio Award gelanceerd als volgende stap en bovendien de commerciële voorwaarden van het publiek domein collectie verwijderd. “Rijksstudio heeft nu deze downloadbeperking van zijn publieke domein scans in hoge resolutie verwijderd. Dit geeft iedereen de mogelijkheid om de beschikbare werken van Rijksstudio te downloaden en voor alle doeleinden te gebruiken. Het museum is hiermee een prachtig voorbeeld voor de rest van de sector,” schrijft Maarten Zeinstra op het Creative Commons blog.
Dit zijn significante introducties voor een groot publiek en voor de (internationale) professionele erfgoed- en beeldwereld. We mogen hopen dat veel musea dit voorbeeld kunnen en willen volgen. Kunnen omdat niet overal alle collecties vrij van rechten aangeboden kunnen worden (bijvoorbeeld bij Beeld en Geluid is dat een lastige hindernis met de alle verschillende ‘auteursrechthebbenden’). Willen omdat het voor een groot en drukbezocht museum misschien makkelijker is omvan deze ‘inkomstenbron’ af te zien? Of welke motivatie zou er nog meer zijn om het niet te willen?
Een week geleden blogde Maarten Zeinstra hierover al op Erfgoed 2.0 over de Rijksstudio Award en vroeg hij zich af waarom het Rijksmuseum aan de ene kant de content op hoge resolutie vrijgeeft en aan de andere kant de inzender voor de Rijksstudio Award auteursrechtelijke ‘beperkingen’ oplegt; zou het Rijksmuseum met twee maten meten?
Daar kwam dezelfde dag nog een reactie op vanuit het Rijksmuseum, waarbij ze aangaven wegens de ontstane onduidelijkheid de voorwaarden te zullen aanpassen.
En bij navraag blijkt de toelichting van het Rijksmuseum even helder als begrijpelijk: “Het Rijksmuseum wil voorkomen dat deelnemers aan de Rijksstudio Award hun inzendingen openbaar maken of zelf in productie nemen, totdat de prijswinnaars bekend zijn. Dit was de reden dat wij aanvankelijk een tijdelijke overdracht van auteursrecht voorstelden. Dit riep echter vragen op, waardoor bij sommigen twijfel ontstond over onze intenties. Daarom hebben we de voorwaarden van de Rijksstudio Award aangepast.”
Natuurlijk staat het iedereen vrij om alles te publiceren wat hij goed of interessant vindt, dat zal het Rijksmuseum ook van harte onderschrijven. Maar is het niet merkwaardig dat ieder jaar tig creatieve wedstrijden georganiseerd met de meest uiteenlopende voorwaarden, waar blijkbaar geen mens over valt? Want we doen graag mee. Of is het misschien logisch dat een vooraanstaande organisatie als het Rijksmuseum nu eenmaal als onder een vergrootglas bekeken wordt (of met een verrekijker), juist omdat ze zoiets vooruitstrevends als Rijksstudio ontwikkelen (en vroeger al de Rijkswidget of de toenmalige website, die destijds eveneens toonaangevend waren)? WE willen weten hoe dat gaat, hoeveel mensen er op welke manier gebruik van maken, hoe dat na een jaar is, welke (nieuwe) verdienmodellen ontwikkeld gaan worden, of het een nieuwe standaard wordt in het toegankelijk maken van collecties; eerder verwant met het Google Art Project dan met Europeana?
Voorwaarden van een wedstrijd lijken dan wellicht minder leerzaam voor de gemiddelde erfgoedprofessional dan usability, participatie van bezoekers, co-creatie, remixen, delen en samen nieuwe verdienmodellen ontwikkelen. Zou het Rijksmuseum succesvolle toepassingen in de eigen (web) winkel gaan verkopen en daarvoor een fee ontvangen? Kan het Rijksmuseum (startende) ondernemers helpen met het marketen en distribueren van de spullen die met behulp van Rijksstudio ontwikkeld worden? Zou het Rijksmuseum kunnen deelnemen in franchise formules van derden?
Ik denk dat de erfgoedwereld veel van Rijksstudio kan leren, zowel van het succes als van de dingen die niet goed lukken, mislukken en verbeterd of afgeserveerd worden. En laten andere musea, designers en ondernemers vooral met ideeën komen. Daar hebben we met z’n allen voordeel van. Niet in het minst omdat het ons erfgoed eens te meer relevant en beleefbaar maakt.