Waarom bestaat u als museum?
Wat is het bestaansrecht van jouw museum? Hoe denken jullie er in het museum over na? Beginnen jullie met een nieuwe tentoonstelling altijd bij het waarom ervan? Welke aanpak wordt daarbij gekozen? Als het museum een mens zou zijn, hoe vormt en groeit de identiteit? Gebruiken jullie daarbij bepaalde theorieën, voorbeelden, boeken, kaartspelen? Laat het me s.v.p. weten door onderaan dit bericht te reageren.
Zoals veel organisaties met een maatschappelijk doel, zijn de meeste musea zich bewust van hun bestaansrecht. Ook al opereren ze steeds meer als ‘gewone’ bedrijven met een winstoogmerk, een positionering, een marktaandeel, verdienmodel en wat al niet. Niettemin zijn er veel musea, die de vraag naar hun bestaansrecht beantwoorden met een verwijzing naar de collectie of naar de ontstaansgeschiedenis, of ze geven een kort overzicht van enthousiaste reacties van bezoekers. Bij zulke musea vinden adviseurs doorgaans een gewillig oor als ze beginnen over het ‘waarom’ van het museum en daarbij wordt niet zelden verwezen naar een TED-talk waarin Simon Sinek demonstreert dat succesvolle organisaties niet beginnen bij (vertellen over) hun producten, het ‘wat’, maar bij de kern van hun bestaan; waarom ze op aarde zijn.
Natuurlijk kunnen we ook denken over het museum in de vorm van archetypen (pdf); meestal gaat het er dan om het museum als merk (opnieuw) te bedenken en te communiceren. Dan krijgt het museum ook een soort identiteit. Bijvoorbeeld als ‘explorer’ of ‘ruler’, als blijven de beschrijvingen ervan enigszins arbitrair; ervaren wij hetzelfde bij de archetypen als onze bezoekers? Is het onderbuikgevoel of wetenschap?
Of zoeken we het in de vorm van een focus op wie we (denken te) zijn, onze rol in de samenleving zoals die gekoppeld is aan onze ambitie?
Ook ik heb die gouden cirkel veelvuldig gebruikt, heb de video vaak laten zien (tot ik er echt niet meer naar kon kijken) en er vervolgens een werkwijze op gebaseerd. Dat is misschien nog niet zo gek, want het is weinig meer dan nadenken over de visie en missie van de organisatie (of afdeling) en daaraan een stoere ambitie koppelen die bovendien maatschappelijk georiënteerd is. In die laatste twee zit natuurlijk het verschil. En als je zorgt dat zowel de werkwijze (het ‘hoe’) als de producten (het ‘wat’) het waarom versterken, en gaandeweg beïnvloeden, is de cirkel helemaal rond.
Deze denktrant dwingt je vooral om bij de les te blijven als museum en je niet te verliezen in een almaar stijgende reeks van blockbusters, afgeleide producten, sponsorovereenkomsten, return on investment bij een totale make-over en/of winstmarges. Het helpt om een organisatie (of project) een duidelijk en inspirerend doel te geven; dat is althans wat ik uit sessies en workshops, ook naderhand nog, naar voren hoorde komen. Het lijkt ook te helpen om bezoekers te bereiken op een niveau van gezamenlijk belang, gedeelde waarden, waarmee je volgers aantrekt en van die volgers fans of zelfs vrienden kunt maken. Dat heeft overigens weinig meer van doen met die ‘golden circle’ van Simon Sinek, maar meer met oeroude menselijke (lees: sociale) principes van aandacht geven, interesse tonen, samenwerken, solidariteit en empathie. Is die ‘golden circle’ dan echt zo fantastisch? Welnee. Het is een kreet voor wie daar gebrek aan heeft, zoals dat met de meeste management kreten en -theorieën gaat. Is de ‘golden circle’ daarmee een sprookje en is Simon Sinek daarmee een charlatan?
Op Managementsite staat een artikel van Richard Engelfriet, die graag wil aantonen dat die gouden cirkel een sprookje is. Sterker nog: het is te vergelijken met de kleren van de keizer en hij wil graag de eerste zijn die durft te roepen dat de keizer in zijn blootje loopt, als het om de ‘golden circle’ gaat.
Kritiek op de ‘golden circle’ is m.i. terecht. Als je het filmpje op TED.com bekijkt, moet je vooral ook de talloze commentaren daarbij lezen. Dan snap je dat er meer mensen aan twijfelen of een mythe willen doorprikken, naast de eveneens talloze huldeblijken.
In veel gevallen is de ‘golden circle’ zoals gezegd weinig anders dan het verwoorden van een visie en missie. Of voor de werking daarvan wetenschappelijk bewijs is, weet ik niet. Toch is er vrijwel geen bedrijf zonder visie en missie; ook al zijn deze nog wel eens heel stuntelig of veel te omslachtig verwoord. Als je deze en dergelijke ‘waarheden’ deconstrueert, zul je zien dat management consultancy, net als PR, doorgaans berust op aannames, goed geloof, veel goede wil ook en meestal zonder afdoende bewijs; net als in onderhavig artikel.
Dat Triodos Bank nog steeds een kleine speler is ten opzichte van de grootbanken, is namelijk geen bewijs voor het niet werken van de filosofie. Functioneert de bank, is er voldoende groei, weten ze bepaalde doelgroepen succesvol te bereiken, brengen ze verandering in het denken over financiering? Concurrentie en anderen overwinnen hoeft immers niet de de enige vorm van succes te zijn en daarmee bewijs van een valide idee en bijbehorende strategie.
Was het doel van de strategie van Dopper om Spa te overtreffen en is dat mogelijk met gekozen product? Misschien ging het om bewustwording ten aanzien van het gebruik van petflessen. Sluit de geciteerde uitspraak van Steve Jobs uit dat Apple de gevestigde status quo wil(de) uitdagen? Het zijn bijna retorische vragen.
Kortom, kritiek op de ‘golden circle’ kan ik me voorstellen en het lijkt me inmiddels meer dan welkom. Ook al helpt het veel bedrijven zich bewust te worden van een maatschappelijke rol en kan een sterk verwoord bestaansrecht leidinggevenden en werknemers flink motiveren (is daarvoor bewijs?). Het gebrek aan bewijs dat ‘beginnen bij het waarom’ leidt tot bijvoorbeeld een groter marktaandeel of sterkere beursnotering is echter duidelijk en dat ondergraaft de kretologie van Sinek. Helaas geldt dat gebrek aan bewijs ook voor dit artikel.
Denk verder, zou ik zeggen, en kom met betere alternatieven. Hoe meer we die met elkaar delen, hoe professioneler we met z’n allen worden en hoe beter we in staat zullen zijn ons bestaansrecht aan te tonen en voor zichzelf te laten spreken.