web wint van museum?
G. Wayne Clough, de nieuwe directeur van het Amerikaanse Smithsonian Institution, wil de collectie van het Smithsonian op een aantrekkelijke manier online presenteren. De conservatoren van het instituut dienen hiervoor te gaan samenwerken met webdeskundigen en videogame-makers om de enorme collectie van de musea en de onderzoekscentra toegankelijk te maken.
Hij zet in op het web, omdat hij verwacht dat de maatschappelijke rol van musea gaandeweg minder belangrijk zal worden. Het instituut wil daarmee ook in de toekomst relevant blijven… en dus toch een maatschappelijke rol van betekenis blijven spelen. De verschuiving zit ‘m zodoende in het kanaal dat wordt ingezet. Of anders gezegd: waar vinden de belangrijkste maatschappelijke veranderingen plaats?
Hij zet in op het web, omdat hij verwacht dat de maatschappelijke rol van musea gaandeweg minder belangrijk zal worden. Het instituut wil daarmee ook in de toekomst relevant blijven… en dus toch een maatschappelijke rol van betekenis blijven spelen. De verschuiving zit ‘m zodoende in het kanaal dat wordt ingezet. Of anders gezegd: waar vinden de belangrijkste maatschappelijke veranderingen plaats?
Marie-José Klaver schrijft verder op het weblog van Friese Musea 2.0 (“het web als wapen”): “Het Smithsonian is bezig zijn collectie van 137 miljoen historische, culturele en wetenschappelijke objecten te digitaliseren en online te publiceren. Het Smithsonian Institution bestaat uit 19 musea, 9 onderzoekscentra en de National Zoo. Het Smithsionian vervult een belangrijke educatieve rol in de Verenigde Staten.”
Het Smithsonian wil zich in eerste instantie richten op basisscholen. Het instituut hoopt dat een aantrekkelijke webpresentatie de bèta- en biowetenschappen aansprekender maakt voor scholieren. Hoe lang het zal duren en wat het zal kosten om de gehele Smithsonian-collectie te digitaliseren en online te zetten, is onbekend.
Bij mij komt de vraag op waarom musea zich vaak in eerste instantie richten op scholieren, zeker ook als het om internet activiteiten gaat. Komt dat voort uit de enorme inspanningen op het gebied van educatie die de musea de afgelopen decennia hebben verricht? Als we dan voor het gemak de activiteiten van de informatie professional doorvertalen naar museum 2.0 termen, dan zal deze persoon de opvolger zijn van de professionals die eerder deskundig waren op het gebied van conserveren en beschrijven en van kennisoverdracht (en interactie). Deze professional zal zich bezighouden met de dialoog tussen bezoekers en erfgoedinstelling, tussen maatschappij en museum en zal trachten richting en autoriteit mee te geven aan de dialoog, zal fungeren als luisteraar en als gids. En is dan de evolutie deze: conservator, educator, moderator?
Naar mijn idee heeft inzetten op het web vooral zin als er ook ingezet blijft worden op overige media, waarbij ik het museum zelf als éeen van de media beschouw. Een crossmediale benadering zodoende.