Openbaar, maar… open?
Dat het online publiceren van materiaal niet automatisch betekent dat deze content openlijk toegankelijk is, blijkt maar al te vaak waar. Natuurlijk proberen producenten van content te verdienen aan het publiceren; dat is al eeuwen zo. Op 29 oktober 2010 organiseerden de VSC en de SAE in samenwerking met Erfgoed 2.0 een studiemiddag, met als thema: ‘Copyright op Erfgoed?’ Hier kwamen veel aspecten van deze kwestie aan bod, zijnde een van de grootste knelpunten in het toegankelijk maken en houden van (gedigitaliseerd) cultureel erfgoed. Duidelijk was in ieder geval dat noch een simplificatie noch een neerleggen bij de complexiteit de nodige oplossing gaat bieden. In zekere zin betekent dit de noodzaak voor een transitie, d.w.z. een fundamentele omschakeling van denken en doen ten aanzien van auteursrecht en de bijbehorende kosten/opbrengsten. En waar staan we nu?
In Nederland zijn een paar grote instellingen extra onderhevig aan deze problematiek, zoals de Koninklijke Bibliotheek, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en het Nationaal Archief. Toch hebben ook de kleinere instellingen er de nodige probelemen mee. De vraag rijst wie er dan eigenlijk wel baat bij heeft…
Op het blog van Informatie Professional beschrijft Marie-José Klaver heel treffend welke stap er nu eigenlijk gezet is met de overeenkomst tussen het Nationaal Archief en Pictoright, die in december 2010 gesloten is. De titel spreekt m.i. boekdelen: “Honderdduizend historische foto’s van Nationaal Archief online, maar moeilijk te bereiken.” Marie-José geeft in haar artikel aan dat het gaat om foto’s die in het kader van het project Beelden voor de Toekomst zijn gedigitaliseerd, te weten naoorlogse persfotografie die een beeld schetst van de Nederlandse politiek, het koninklijk huis en maatschappelijke ontwikkelingen. Martin Berendse, rijksarchivaris en directeur van het Nationaal Archief, noemde de overeenkomst slechts een begin, omdat het gebruik van de beelden nog betrekkelijk beperkt is, dat wil zeggen: te bekijken in een besloten omgeving. De overeenkomst met Pictoright voorziet niet in hergebruik van de beelden, zoals dat bijvoorbeeld mogelijk is met materiaal dat onder een Creative Commons-licentie is gepubliceerd. De foto’s remixen of verrijken met informatie, zoals bij de doelstellingen van Beelden van de Toekomst hoort, is niet mogelijk.
Marie-José schrijft verder: “Berendse is tevreden met de overeenkomst omdat hij het van ongelooflijk groot belang vindt om een oplossing te vinden voor massadigitaliseringsvraagstukken waarbij de rechten en belangen van alle betrokkenen – erfgoedinstellingen, rechthebbenden en het publiek – worden gerespecteerd.” Daar tegenover plaatst ze de mening van Paul Keller, die zowel voor Beelden voor de Toekomst als voor Creative Commons Nederland werkt. Volgens hem is onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van de gebruiker. Dat is in feite iedere Nederlander, die via de belasting mede-financier is van Beelden voor de Toekomst: “De vraag is wat krijgt de burger hier nu eigenlijk voor terug? Dat is uiteindelijk heel weinig. Je mag er naar kijken en dat is het.” Het publiek heeft volgens hem daarom weinig aan deze overeenkomst.
Pictoright is vertegenwoordiger en aanspreekpunt van de beroepsgroep van fotografen en andere auteursrechthebbenden die achteraf menen dat hun werk ten onrechte in de beeldbank van het Nationaal Archief is opgenomen. Dat is op zichzelf een nobel streven, want niemand vindt het leuk dat een foto zomaar door een ander gebruikt wordt. Toch? Het hangt er natuurlijk wel vanaf wat voor gebruik dat is, commercieel, controversieel, of juist educatief. Anders gezegd: niemand vindt het leuk dat een ander ‘zomaar’ geld verdient aan een werk dat als persoonlijk (creatief) eigendom gezien wordt.
Toch gaat dit voorbij aan een ontwikkeling die al veel langer gaande is en die zich uitstrekt van Wikimedia Commons, via Picasa, Panoramio (i.c.m. Google Maps), Mobypicture (en verwanten) tot Flickr (the Commons). Kan het zijn dat een organisatie als Pictoright zo gedreven is, dat het per se belangen behartigt, ook als andere auteursrechthebbenden daar niet expliciet om gevraagd hebben? Dat dus het zekere voor het onzekere genomen wordt? Op zich is het een begrijpelijk standpunt, zeker gezien de historie van het beeldrecht en copyright en de daarmee samenhangende vigerende verdienmodellen. Daar hebben we nog steeds mee te maken. In die zin is het echter nog steeds eerder een economische dan een ethische kwestie.
Zou het een uitvoerbaar idee zijn als we gemeenschapsgeld aanwenden om hiervoor een nationaal fonds te stichten? Dan plaatsen we alles onder een creative commons licentie online. Een speciale regeling moet er dan in voorzien dat enerzijds de auteursrechthebbenden (eenmalig) een vergoeding/tegemoetkoming kunnen ontvangen, tot een bepaalde datum (om te voorkomen dat kwesties blijven voortslepen) en anderzijds eventuele inkomsten door commercieel hergebruik worden gebruikt om het fonds te onderhouden, opdat dit gaandeweg als stimuleringsfonds kan dienen? Voor de auteursrechthebbenden betekent dit meer eigen initiatief, maar ook een kostenbesparing. Voor de erfgoedinstellingen en voor de samenleving betekent dit een einde aan de frustrerende (en geldverslindende) werking van het auteursrecht op uitwisseling en -tenslotte- meer betekenisgeving aan ons cultureel erfgoed. Daar hebben we allemaal baat bij.
Mijn vraag is simpelweg complex: wat is hier juridisch en politiek voor nodig om het uitvoerbaar te maken? En beginnen we met een lang en diepgaand gesprek hierover, met een discussie, of gaan we door zoals we al deden, met hele kleine stapjes voorwaarts?