Economen en conservatoren in de arena
Vorige week was er weer een erfgoedarena: een serie erfgoedbrede debatten georganiseerd door de Reinwardt Academie en Erfgoed Nederland. Dit keer was het gekozen thema: de economische waarde van erfgoed. In de aankondiging werd dit thema uitgewerkt:
In het huidige politieke klimaat, met de dreigende bezuinigingen op komst, is de cultuursector naarstig op zoek naar harde cijfers om het belang en de noodzaak van cultuur aan te tonen. De erfgoedsector is niet gewend haar waarden en het rendement uit te drukken in harde facts & figures. De erfgoedprofessional stelt weliswaar vast dat cultuur en erfgoed van essentieel belang zijn voor de maatschappij, maar wie toont dat aan en waarmee? Hoe kan bewezen worden dat elke geïnvesteerde euro zich ook terugverdient? Of is het toch beter als we de economische cijfers en het maatschappelijk relevantie strikt van elkaar (blijven) scheiden?
De inleiding werd verzorgd door Heleen Buijs, directeur van, hoe toepasselijk: het Geldmuseum, die ik helaas moest missen vanwege een verkeerde treinkeuze. Daarna sprak Peter Scholten een prikkelende kolom uit. Peter introduceerde de SROI-methodiek in Europa en is bedenker van de ValueGame. In zijn betoog een mooie variant op de uitspraak Beauty is in the eye of the beholder: “Value is in the eye of the stakeholder.”
Peter vroeg zich af waarom het binnen de erfgoedsector niet gebruikelijk is bij het ‘op de markt’ brengen van een product of dienst zich af te vragen wat de klant er voor over heeft. In plaats daarvan zoekt het erfgoed subsidies om de activiteiten te financieren. Hoeveel publiek men daarmee trekt en welke prijs ze daarvoor willen betalen is daarmee van secundair belang. Hij maakte de vergelijking met Nike. Dergelijke commerciële partijen vergelijken hun nieuwe producten met bestaand aanbod en komen zo op de maximale prijs die ze kunnen vragen.
Heleen Buijs vroeg zich in reactie daarop af of het alleen individuele waarde inschattingen zijn die met de Value Game gemeten kunnen worden. Erfgoed heeft immers ook een waarde voor de samenleving en die waarde wordt door een spel gebaseerd op feedback van de eenling wellicht onvoldoende meegewogen. De daarop volgende discussie dreigde te verzanden in de gebruikelijke tegenstelling tussen voor- en tegenstanders van inverdienen, inclusief de (volgens sommigen verderfelijke) rol van het geld in de maatschappij.
Arjo Klamer, professor in de Economie van Kunst en Cultuur, bracht de zaal echter weer terug bij wat mijns inziens de kern van de zaak is: waardecreatie. Dat deed hij ook om zijn eigen positie te rechtvaardigen. Economie, zo verduidelijkte hij, gaat niet over geld maar over waarde. Ik vroeg mezelf daarbij wel meteen af of de echte econoom het met Arjo eens is, maar dat terzijde. Arjo waarschuwde de aanwezigen voor het gevaar om alles in geld uit te drukken. Dit schept valse verwachtingen. Een zeer actueel statement vanwege de recent aangekondigde aanpassing van het Beelden voor de Toekomst programma door staatssecretaris Zijlstra. Maar dat ontslaat erfgoedinstellingen niet van de plicht om maatschappelijke waarde op een andere manier dan in euro’s te verantwoorden én, aansluitend met het betoog van Peter Scholten, te vergelijken met ander aanbod van de concurrentie.
In de afsluitende discussie kwam ook het onderwerp businessmodellen aan de orde als nuttig hulpmiddel om alle elementen die een rol spelen bij de productie én de afzet van waarde van erfgoed op een logische en geïntegreerde manier in de plannen van instellingen te betrekken. Wat erfgoedinstellingen daarbij gemeen hebben met andere publieke domeinen is dat ze werken vanuit een missie die over het algemeen maatschappelijk bepaald is. De overheid is daarin een belangrijke stakeholder. Vanuit die uitgangssituatie kan het dus heel goed te rechtvaardigen zijn om een tentoonstellingtoegang onder de kostprijs te verkopen. Of, om een voorbeeld uit het digitale te noemen, de collectiegegevens open op het internet beschikbaar te stellen voor hergebruik. Daartegenover is het ook te rechtvaardigen om winst te maken op bepaalde diensten. Sterker nog, het is voor de meeste instellingen noodzakelijk voor het voortbestaan. In het overkoepelende businessmodel van de erfgoedsector moeten kosten en baten in balans zijn. Subsidies zijn daarin onderdeel van het verdienmodel, zij het via een omweg langs politiek, bestuur en belastingen. Het is in het belang van alle partijen (producenten, erfgoed, overheid en gebruikers) om deze routes transparant en onderbouwd te maken. De facts and figures waar de aankondiging van sprak zijn daarbij onmisbaar, maar kunnen en hoeven niet altijd in euro’s te zijn om ze hard te maken